PDS: een nieuwe consensus voor België

Ondanks het feit dat volgens epidemiologische studies 4,1% van de wereldbevolking aan PDS lijdt1, blijven onzekerheden qua diagnostiek en behandelingswijze in de klinische praktijk bestaan. Via een Delphi consensus methode met 20 Belgische experten werden 78 stellingen geëvalueerd en beoordeeld via een litteratuurstudie en stemming. De stellingen betroffen de etiologie, de diagnose en de behandeling van PDS. Bij >80% akkoord verklaringen werd de stelling in de consensus opgenomen. Er werd een consensus bereikt voor 50 stellingen2.

De essentie:

  • 20 Belgische experten bereikten een consensus over 50 stellingen voor PDS, m.b.t. de etiologie, de diagnose en de behandeling van PDS
  • Eerstelijnszorg omvat uitleg aan de patiënt, levensstijlaanpassingen, spasmolytica en wateroplosbare vezels
  • Het low FODMAP-dieet, probiotica, cognitieve gedragstherapie en specifieke behandelingen voor diarree en constipatie maken de tweedelijnszorg uit
  • Het glutenvrij dieet wordt met 85% consensus afgewezen bij PDS

Etiologie en diagnose

PDS wordt gekenmerkt door terugkerende buikpijn gerelateerd aan de ontlasting of geassocieerd met veranderde stoelgangfrequentie of -consistentie. De Belgische consensus is het eens over de multifactoriële etiologie van PDS, met buikpijn als voornaamste symptoom, waarnaast een opgeblazen gevoel en een opgezette buik ook vaak voorkomen. PDS heeft subtypering nodig op basis van het ontlastingspatroon. De experten groep benadrukt het belang van een positieve diagnose, gebaseerd op voorgeschiedenis en klinisch onderzoek. Aanvullende tests moeten beperkt blijven, tenzij er alarmsignalen aanwezig zijn.

Eerstelijnsbehandeling

Uitleg over PDS aan de patiënt is een cruciaal onderdeel van de eerstelijnszorg. Dit veronderstelt dat de arts de aandoening kan benoemen op basis van een betrouwbare diagnose. De arts benadrukt de goedaardigheid van PDS, geeft uitleg over wat de mogelijke oorzaken zijn van de symptomen en hoe de aanpak kan verlopen.

Tot de eerstelijnszorgen behoren verder ook het aanpassen van de levensstijl, spasmolytica en wateroplosbare vezels. De gunstige effecten van lichaamsbeweging op de ernst van de symptomen zijn aangetoond, maar de bewijslast blijft echter schaars, aangezien deze onderzoeken slechts een klein aantal patiënten omvatten. De duur van elk van deze interventies om de werkzaamheid te beoordelen wordt niet éénduidig aangegeven in de studies, tevens is er een grote variabiliteit tussen de verschillende behandelingsopties.

Ook geschikt bij PDS

Voor het low FODMAP-dieet, geselecteerde probiotica, cognitieve gedragstherapie en specifieke behandelingen voor diarree en constipatie werd een consensus als tweedelijnszorg bereikt. Het low FODMAP-dieet vond geen consensus als eerstelijnszorg (slechts 50% akkoord), maar kreeg een unanieme consensus als tweedelijnsbehandeling. Het glutenvrije dieet daarentegen wordt met een consensus van 85% van de hand gewezen als behandeling van PDS. De expertengroep wijst er tevens op dat het langdurig uitsluiten van gluten leidt tot een verhoogde inname van suikers en niet-zetmeel koolhydraten waardoor de inname van magnesium, ijzer, zink, mangaan, selenium en folaat (de anionische vorm van foliumzuur) verlaagt.

Een overzicht

Op basis van de verklaringen die consensus bereikten werden de verschillende aanbevelingen geformuleerd en samengevat in een flowdiagram. Deze aanbevelingen bieden richtlijnen in de klinische praktijk met betrekking tot de etiologie, pathofysiologie, diagnostische benadering, farmacologische, dieet- of niet-farmacologische behandeling van PDS. Bovendien wijzen de aanbevelingen erop voor welke aanpak er onvoldoende bewijslast is.

Er was consensus over probiotica geselecteerd op basis van hun aangetoonde effectiviteit bij de behandeling van PDS-symptomen, terwijl er geen consensus was over de effectiviteit van prebiotica en slecht resorbeerbare antibiotica.

Toch blijven er onduidelijkheden en gebrek aan consensus. Zo bijvoorbeeld voor wat betreft het testen en het behandelen van de darmmicrobioom. Ook wordt Fecale microbiota transplantatie (FMT) momenteel niet aanbevolen in de routinematige klinische praktijk.

 

Figure 1. — Schematic representation of the outcome of the consensus on the management of IBS. The percentage of agreement is depicted by coloured rectangles, with green rectangles representing > 80% consensus. BSFS Bristol Stool Form Scale, FMT faecal microbiota transplantation, FODMAP fermentable oligo-, di-, polysaccharides and polyols, LGIE lower gastrointestinal endoscopy, UGIE upper gastrointestinal endoscopy, SIBO small intestinal bacterial overgrowth, SSRI selective serotonin reuptake inhibitor, SNRI serotonin and noradrenaline reuptake inhibitors, TCA tricylic antidepressant.